Marian van Nispen

Alle kneuzen wonen in de Creuse

Vluchten naar Frankrijk

 

Samenvatting

Na een druk en gestresst leven in Nederland vestigen Co en Anna zich op het Franse platteland in de Creuse, midden tussen de koeienboeren en een Internationaal mengelmoesje mede-emigranten. Terwijl Co en Anna hun leven proberen op te bouwen, komen ze regelmatig in contact met deze buurtgenoten en leren een aantal van zeer dichtbij kennen. Ze worden, soms tegen wil en dank, deelgenoot van de meest bizarre verhalen. Uitgekotst, gevlucht, aan de drank, ziek, mishandeld en soms moederziel alleen, proberen de emigranten hun leven te leven.

Alle kneuzen wonen in de Creuse neemt de lezer mee in de bijzondere levens en achtergronden van deze mensen. En ja, ook in die van Co en Anna. Confrontaties met buurtgenoten, het enerverende jachtseizoen en de cultuurverschillen laten zien hoe het echt is om te emigreren.

 

Over de auteur

In 2004 werd Marian van Nispen gevraagd om een tv-programma te ontwikkelen over Nederlanders die vertrokken naar het buitenland. En dat werd Ik Vertrek. Na vijf jaar deelgenoot te zijn geweest van de doldwaze capriolen van de deelnemers, gaf zij het stokje door aan een volgende generatie televisiemakers. Maar haar fascinatie voor het opnieuw beginnen in een ander land bleef. Sterker nog, in 2016 vertrok zij samen met haar man definitief naar Frankrijk, naar het onbekende platteland van de Creuse. En ondanks alle hindernissen, met vallen en opstaan, is terugkeren naar Nederland geen optie meer. De Creuse is hun thuis geworden.

 

Een stukje uit het boek

We starten onze zoektocht naar een tweede paard in de omgeving en Harrie vertelt ons dat zijn vroegere zakenpartner – over hun voormalige liefdesrelatie houdt hij wijselijk zijn mond – op zo’n honderdvijftig kilometer van Le Theix prachtige paarden fokt. Friezen. En daar hebben wij wel oren naar. Dus we wagen er een onaangekondigd bezoekje aan.

Na wat zoekwerk rijden we buiten Bordes een lange onverharde weg op, richting een – nog steeds – vervallen boerderij. Vlakbij de boerderij zien we een wei met een tiental paarden. Ze staan er op het kort gegraasde gras lethargisch bij. We parkeren onze auto op het stille erf, naast de boerderij. Niemand te zien. We kloppen aan en een kleine dikke heks van een jaar of zestig, gekleed in lange paarse gewaden, haar grijze haar in een rommelige knot bovenop haar hoofd, opent voor ons de deur.  Op vieze vuile blote voeten, met aan haar kromgegroeide worsttenen enorme kalknagels, dirigeert Mevrouw Paard ons het donkere huis binnen. De stenen vloer waarover ze loopt is al niet veel schoner dan haar voeten. Co en ik nemen plaats aan de tafel in een hoekje van de grote open ruimte. De restanten van het ontbijt staan nog uitgestald op tafel. We worden voorgesteld aan een oudere Nederlandse man met een enorme grijze baard en een mottige wollen pet op zijn hoofd. Jan, één van de oorspronkelijke Workawayers, die na het klussen aan de boerderij en de paardenstallen op Bordes is blijven hangen, volgens Mevrouw Paard. We worden door haar uitgenodigd om een hapje mee te eten.

Co en ik kijken elkaar aan en antwoorden tegelijkertijd: “Nee, dank je wel, we hebben vanochtend al ontbeten.”

Jan neemt smakkend nog een enorme hap van zijn stokbroodje met huisgemaakte jam. Aan het deksel en de rand van het jampotje zie ik een flinke dot schimmel hangen, dus ik bedank ook voor het aangeboden ‘bakkie koffie’. Co kijkt me vragend aan, maar als hij mijn samengeknepen lippen ziet, bedankt hij ook.

We leggen uit wat we komen doen, maar dan blijkt dat Harrie al contact met Mevrouw Paard heeft gezocht.

Ze is op de hoogte van onze wens om een Fries aan te schaffen en begint een enorm dikdoenerig verhaal over haar fokcapaciteiten in Nederland, die ze nu sinds een aantal jaren voortzet in Frankrijk. Ze wordt geroemd om haar prachtige paardjes. Mensen komen van heinde en ver om ze te kopen, vertelt ze. Oh ja, ze geeft ook nog paardrijles aan wat meisjes uit de omgeving, dus haar lespaard is niet te koop. Maar er loopt genoeg jonge aanwinst rond waaruit we kunnen kiezen.

Terwijl zij enthousiast verder vertelt over haar sterpaarden, haar vroegere relatie met Harrie en haar Workawayers, gooit ze nog een houtblok in de loeiende kachel. Koud is het bepaald niet in de grote ruimte. Ons oog valt op een ouderwetse rolstoel, met daarop een enorme berg dekens, die voor de kachel staat. We schrikken ons het apelazarus als de berg ineens begint te bewegen en er een klein mager mensje onder tevoorschijn komt. De moeder van Mevrouw Paard. Een tandeloos, mompelend, oud vrouwtje die iets onbegrijpelijks tegen haar dochter zegt.

Mevrouw Paard stopt het mensje opnieuw in onder de dekens en verontschuldigt zich tegenover ons: “Mijn moeder woont al een tijdje bij me en ja, de dementie wordt helaas steeds erger. Maar haar in een Nederlands verzorgingstehuis opsluiten, kan ik niet over mijn hart verkrijgen. Het mens is hier beter af.”

Co en ik beginnen ons steeds ongemakkelijker te voelen. Waar zijn we hier op het Franse platteland in beland? Een vraag die we ons in de komende jaren nog veel vaker zullen stellen.

Nadat Mevrouw Paard bij de voordeur een stel rubberlaarzen over haar blote voeten heeft aangeschoten, leidt ze ons over het modderige erf naar haar paardenstallen. De paarden zijn al van verre te ruiken. Verse mest ruikt best lekker, zeker voor paardenmensen, maar oude stalmest doordrenkt met urine is niet te harden. En dat is precies wat we ruiken als de staldeur opengaat. Bijna kokhalzend lopen we naar binnen. Haar lespaard staat in zijn eigen box, met z’n hoofd ongeveer tegen de balken. Het oude bemeste hooi ligt letterlijk een meter hoog in de stal.

“Een potstal, lekker warm, zeker in de koude winters hier”, volgens Mevrouw Paard.

We zien nog wat andere paarden in verschillende boxen, maar het is te donker om goed te kunnen zien of ons toekomstige paardje hier tussenstaat.

Ze vertelt dat het leven in Frankrijk best wel duur is, zeker als je een twintigtal paarden hebt te onderhouden en een alleenstaande vrouw bent. Dus ze probeert zuinig aan te doen en onnodig licht laten branden is nergens voor nodig. Het is al ver in de herfst en er groeit niet genoeg gras meer voor de paarden. Ze moet dus weer overschakelen naar hooi. En de hooileverancier verwacht ze toevallig deze ochtend. Ze had eigenlijk al een paar weken geleden hooi moeten kopen, maar het benodigde geld ontbrak. Voor een vrouw alleen is het leven niet mals op het platteland van Frankrijk, klaagt ze.

Druk pratend neemt ze ons mee naar buiten en we zien – alsof de duivel ermee speelt – een grote vrachtwagen hoog opgestapeld met ronde balen hooi de lange toegangsweg oprijden. De paarden die we eerder lusteloos in de wei zagen staan, draven nu luid hinnikend met de wagen mee naar het toegangshek. Mevrouw Paard stuurt ons verder naar een wei achter de stal, waar de rest van haar kudde staat. Ze wil dat we daar een paard gaan uitzoeken. Ze rent daarna op haar korte beentjes, met de veel te grote laarzen aan haar voeten, naar de hooileverancier. Co en ik blijven verbijsterd achter en kijken haar na. De eerste baal hooi wordt door de chauffeur vanaf de vrachtwagen de wei ingerold en de paarden vallen er letterlijk uitgehongerd op aan. Co verzucht tegen mij: “Hoelang hebben deze paarden al niet voldoende te eten gehad?”

Met de nodige achterdocht lopen we naar de wei waar de kudde moet staan, terwijl de vrachtwagen naar een schuur achter de boerderij rijdt om te lossen. Mevrouw Paard rent er weer achteraan om de chauffeur te commanderen waar en hoe de balen moeten komen te staan. Als Co en ik om de hoek van de schuur lopen kunnen we onze ogen niet geloven. Mijn hart stopt even met kloppen, om daarna als een razende tekeer te gaan. Vijf graatmagere Friezen staan op een kluitje bij elkaar in een weiland, waar geen sprietje gras meer groeit. Er liggen een aantal dode bomen in de wei, maar als we wat beter kijken schieten letterlijk de tranen in onze ogen. Twee uitgemergelde paarden liggen moeizaam ademend tussen de bomen op de grond. Zelfs bij het zien van een stel vreemden staan ze niet op. Een van hen tilt nog even het hoofd op, kijkt ons aan en legt dodelijk vermoeit het hoofd weer neer. Op sterven na dood.

Co grijpt mijn hand en trekt me richting onze auto. Hij duwt me naar binnen en kruipt zelf achter het stuur: “Wegwezen! Wij kopen hier geen paard!”

Met een noodgang rijdt hij het erf af en we belanden hotsend op de lange toegangsweg. We sjezen richting de grote weg. Als ik omkijk door het achterraam zie ik Mevrouw Paard op het erf staan, terwijl ze ons met een verbaasde blik nakijkt. Armen hoog boven haar hoofd gewezen. Het liefst zouden we nu meteen alle paarden meenemen, maar we kopen hier geen Fries!

 

Scheldend, verbijsterd, kwaad, sprakeloos, geshockeerd, woedend en met nog duizend negatieve gevoelens die bij ons om voorrang strijden, scheuren we de honderdvijftig kilometer terug naar huis. We moeten iets doen. Uiteindelijk belanden we thuis achter de laptop en googelen haar naam. Daar ontdekken we haar Nederlandse voorgeschiedenis. Het is dus niet de eerste keer dat er van alles misgaat met haar paarden en dat zij dit laat gebeuren.  Opnieuw moet er iemand van buitenaf ingrijpen. Op internet vinden we het adres van een Nederlandse oud-politieman, die vlakbij haar boerderij een ezelopvang heeft. Voor ons de aangewezen persoon om er zijn licht over te laten schijnen. We sturen hem een uitgebreide mail met ons verhaal. Per ommegaande krijgen we een retourmail: hij gaat actie ondernemen. Ook stellen we Harrie op de hoogte van de afschuwelijke situatie die we bij zijn ex-zakenpartner aantroffen.

Hij reageert op een nogal afstandelijke manier, die onze wenkbrauwen doet fronsen, en hij laat doorschemeren dat hij op de hoogte is van haar Nederlandse verhaal, maar dat hij niet weet dat het nu weer dezelfde kant op dreigt te gaan. In ieder geval zal hij ook contact met haar opnemen, zodat ze de juiste maatregelen kan treffen. Wat hij er niet bij vertelt is dat Mevrouw Paard naast zakenpartner, ook zijn geliefde is geweest. Nee, daar komen we pas veel later achter.

Ondertussen zoeken we in Nederland verder naar een geschikt maatje voor onze Bandino en we komen uit bij een lekker ronde en gezonde Friese merrie, Jildau. Nu, zes jaar later, zijn de twee nog steeds dikke vrienden en staan gezellig samen te keutelen in onze wei.

Maar laten we weer teruggaan naar Harrie en zijn grootgrondbezit. Op het moment dat wij de beslissing nemen om, ondanks dat ons Nederlandse huis nog niet verkocht is, alvast op zoek te gaan naar een plek in Frankrijk, struinen we het internet af op zoek naar een voorlopige huurboerderij. We stuiten op de aantrekkelijke site van de Nederlandse Harrie en Karlijn, waarin zij laten zien hoe zij met hun twee dochtertjes op La Mas in de Creuse wonen. Met leuke verhalen en foto’s vertellen zij hun persoonlijke verhaal. We lezen dat Harrie op zoek is naar mensen die één van zijn pandjes – Ladoux genaamd – willen gaan bewonen. Het boerderijtje ligt aan de andere kant van Le Theix. En het mooie is dat Harrie geen huurpenningen voor het pand wil ontvangen, maar in plaats van cash geld een paar uur per week opknapwerk aan het pand terugverwacht.

Snap je het nog, beste lezer of lezeres? Hij betaalt de materialen die nodig zijn om het pand verder te renoveren en de huurder verricht de van tevoren samen afgesproken hoeveelheid werk. De vaste lasten zijn wel voor de huurder, maar er liggen alvast zonnepanelen op het dak. Rondom de boerderij ligt één hectare weiland. Het langwerpige boerderijtje bestaat uit een klein woonhuis met daaraan vast een grote schuur, een zogenaamde longère, de typische bouwstijl van de Creuse. Verderop op het terrein ligt nog een stal. Ladoux is ideaal voor ons én voor onze paarden. Het klinkt in onze oren allemaal heel goed en het zou betekenen dat wij al in Frankrijk kunnen gaan wonen, zonder dat ons huis in Nederland verkocht is.

We nemen contact op met Harrie en mailen onze verhalen en vragen over en weer. De foto’s van Ladoux die hij naar ons mailt zien er veelbelovend uit. En op papier klikt het tussen ons. Een aardige vent die er niet op uit is om winst te maken met zijn bezit, maar op zoek is naar betrouwbare en gelijkgestemde mensen. Een community wil hij bouwen. Mensen die met elkaar een klein paradijsje willen creëren, waar er voor elkaar gezorgd gaat worden, ook als iedereen al wat ouder is. Waar de één voor de grote gezamenlijke moestuin zorgt, terwijl de ander het timmerwerk op zich neemt, omdat hij of zij daar gewoon beter in is. Een plek waar het niet nodig is dat iedereen een eigen tractor met maaibalk bezit, maar waar met elkaar gehooid wordt met de gezamenlijke tractor, voor gezamenlijk gebruik van het hooi.

Zeg nou zelf, ideaal toch? Wij zien het als een mooi vertrekpunt voor ons Franse avontuur. Een vertrekpunt en geen einddoel, want Co en ik zijn natuurlijk niet gek. We kennen de verhalen over de vele communitys in binnen- en buitenland, die al bij het eerste en beste tegenwindje in elkaar donderen. Voorzichtigheid geboden! We zetten door en als Harrie zijn moeder, die in Nederland woont, gaat bezoeken, spreken we af om elkaar persoonlijk te ontmoeten. We lunchen samen in een klein eettentje en ook daar lijkt het wel te klikken. Harrie nodigt ons uit om snel een paar dagen naar Le Theix te komen om ook kennis te maken met Karlijn, om op Ladoux alles te bekijken en om de gezamenlijke toekomst verder te bespreken.